Banden tussen gemeentebestuur en het Ontwikkeling Bedrijf Vathorst (OBV)

Banden tussen gemeentebestuur Amersfoort en het Ontwikkeling Bedrijf Vathorst (OBV).

 

Mijn jarenlange ergernis over de alleen in Nederland bestaande woningbouwmaffia, gevormd door gemeenten, projectontwikkelaars en aannemers, mag ik bekend veronderstellen. Het heeft alle kenmerken van een echte maffia: illegaal, ons kent ons, duidelijke pikorde, zo min mogelijk daglicht, vermijd transparantie, mondje dicht, vriendjes politiek en op z’n tijd een lekker feestje voor het saamhorigheidgevoel.

 

Waarom kon mijn grootvader tot aan de tweedewereldoorlog gewoon een stukje grond kopen, een bouwvergunning aanvragen en een huis bouwen? ( Mijn schoonfamilie in Ierland doet het overigens nog steeds zo.)  Waarom staat de bovengenoemde maffia ons alleen toe om een woning A, B of C uit een catalogus te kiezen in een wijk die je eigenlijk niet wilt? De rest va de ellende is bekend: al betalen ver voor je de sleutel krijgt, veel nog-niet-af gebreken, nog geen bestrating maar een modderige bouwweg, de eerste bus pas als je al noodgedwongen twee auto’s per huishouden hebt, enz. enz. Om te begrijpen hoe dit nu al jaren in Nederland kan moeten wij echt even terug in de tijd.

 

 

Dit alles heeft zijn oorsprong in de Wederopbouwperiode direct na de tweede wereldoorlog. Aan alles was een tekort. En er moest in een korte tijd veel meer gebouwd worden dan de capaciteit van de Nederlandse aannemers toeliet. Ook aan bouwmaterialen zelf was een groot tekort. De markt gewoon zijn werk laten doen werd onder die omstandigheden niet als juist geacht. Zeker niet onder de socialistische regeringen van Drees. Het idee van de maakbare samenleving heeft daar zijn oorsprong. Als enige mogelijkheid werd gezien om afspraken te maken tussen overheid en aannemers om het werk maximaal nuttig te verdelen; afspraken over verdeling van het bouwvolume, eenheidsprijzen, materiaalprijzen enz. Gewoon aanbesteden en de markt zijn werk laten doen was niet meer aan de orde. Dat systeem van prijsafspraken maken is stilzwijgend blijven bestaan tot ver na het einde van die wederopbouwperiode. Zelfs bij mijn eigen DHV-projecten was het tot rond 1990 nog gewoonte dat de aannemers voor de aanbesteding in een café bijeenkwamen om vast te stellen wie het werk voor welk bedrag kreeg. De overheid deed daar als grootopdrachtgever braaf aan mee. Het heeft tot die jaren negentig geduurd voordat het op aandrang vanuit Brussel, officieel verboden werd. In de praktijk ging men echter gewoon op dezelfde voet door en de Nederlandse “Bouwfraude” was geboren. Dus ook niet zo verrassend dat veel aannemers en ambtenaren onder ede kwamen melden dat ze vonden dat ze eigenlijk niks fout hadden gedaan en het onjuist was om over een “fraude” te spreken. We hebben er die parlementaire enquęte met veel media aandacht voor nodig gehad om van die erfenis uit 1945 af te komen.

 

Een tweede erfenis uit die wederopbouwperiode was de “Woningnood”. In de ons omringende landen met nog veel grotere oorlogsschade, was rond 1965 al geen sprake meer van woningnood; zelfs niet in Duitsland. In ons land kon je het woord “woningnood” nog tot 1980 tegenkomen. Kunstmatig gekoesterd. Ook hier ging het om een afsprakensysteem al of niet onderbouwd met wetgeving. De overheid wees de locaties aan, de gemeenten regelden de bouw en met de aannemers werden afspraken gemaakt over prijzen en huizen-kwanta. Dit alles was gebaseerd op het, ook door overheden plus aannemers behaalde succes bij de bouw van: Emmeloord, Nagele, Dronten en Lelystad. Overal in het land ontstonden nieuwbouwwijken volgens hetzelfde concept met een (te?) hoog gehalte aan sociale woningbouw. Alleen de Sovjet-Unie kende een centralistische geregelde woningbouw. Aan de elementaire behoefte van de meeste Nederlanders, een vrijstaand huisje met wat grond er omheen werd bruut voorbij gegaan, culminerend in die troosteloze galerijflats in de Bijlmer. De overheid wist wel wat goed voor ons was en de vrije huizen(bouw) markt van voor de tweede wereldoorlog werd nooit weer toegelaten, c.q. consequent bijna onmogelijk gemaakt.

 

Bij die nieuwbouwwijken elders in het land vergat men dat voor de bovengenoemde plaatsen in de nieuwe polders iets unieks gold: namelijk dat alle grond, gratis, het eigendom van de overheid was. Iets waar de gemeente Almere nu nog steeds zijn succes aan te danken heeft. Daarmee was ook het fenomeen van “gemeentelijke grondpolitiek” geboren. Menig gemeente heeft flink kunnen verdienen via zijn “Grondbedrijf”. De meeste raadsleden konden nog wel iets snappen van “gemeentewerken”: het leggen van riolen en straatstenen. De schimmige financiële aspecten van “grondzaken” ging menig raadslid boven de pet.

 

En menig bestuurder en ambtenaar vinden ook nog steeds dat zij niks verkeerds, laat staan “frauduleus” hebben gedaan.

 

Net als met de Bouwfraude zullen we moeten wachten op een parlementaire enquęte hierover. Maar omdat daar zoveel bestuurders vanuit het hele land, van alle patijen, bij betrokken zijn zal dat nog wel even duren. Alhoewel: de laatste enquęte over “Onderwijs” geeft hoop. Soms moet je het van een nieuwe jonge generatie politici hebben.

 

Leo Wagemans

Amersfoort, 27 december 2008